door Alex de vries
Het atelier van Martha Scheeren is de benedenverdieping van een hoekpand in Amsterdam-Oost. Gezien de grote etalageruiten is het waarschijnlijk een voormalig winkelpand. Je kunt niet door de ramen naar binnen kijken – Martha Scheeren heeft het glas met een opaak materiaal bedekt. Eenmaal binnen weet je meteen dat het hier vooral om licht en kleur draait. De schilderijen die aan de muren hangen vangen het gezeefde licht op dat de ruimte vult. Ze stralen vanuit de verf die in tal van lagen is opgebracht een innerlijke gloed uit die in dat natuurlijke licht wordt verspreid. De ruimtelijkheid van de schilderijen is daardoor voelbaar aanwezig tussen de kijker en het schilderij. Je baadt in die tussenruimte in een stralende kleur. Aan een wand hangen twee doeken, het ene blauw met een smal oranjerood kader en het andere oranjerood met een net zo smal lichter oranje kader. De benoeming van die kleuren gaat mank, want de verf op die doeken leeft in het licht van het atelier en door de gelaagdheid van de verfopbrengst verandert tijdens het kijken voortdurend de uiterlijke gedaante van de schilderijen. Je kijkt geen moment naar een statisch beeld dat houvast biedt. De wisselwerking tussen de kleur van de verf en de iris van je ogen is instabiel en iedere poging tot focus, tot scherp stellen, verliest het van trilling die kleur en licht in de ruimte teweegbrengen.
Dat abstracte schilderijen een immateriële uitwerking hebben, weten we maar al te goed. De faam van Mark Rothko bijvoorbeeld is er vrijwel volledig op gebaseerd. En het werk van kunstenaars die het immateriële met andere middelen bewerkstellingen zoals James Turrell met licht en Wolfgang Laib met materialen als stuifmeel, rijst en melk wordt net als de schilderijen van Rothko een spirituele, mystieke uitwerking toegeschreven. Bij Martha Scheeren is het meteen duidelijk dat haar doeken met de tastbaarheid ervan een andere intentie hebben. Ze nemen in de abstracte schilderkunst een zelfstandige positie in doordat ze in de vergeestelijking die ze in het kijken veroorzaken niet tot een begrijpelijke verklaring van hun aard aanleiding geven, maar tot de vanzelfsprekende acceptatie van hun ongrijpbare visuele gedaante. De materialiteit van haar doeken en de methodische manier van werken waarmee je de opbouw van ieder doek rationeel kunt analyseren, staan helemaal in het teken van die eigenaardigheid. Je kunt wel denken dat je soortgelijk werk vaker hebt gezien, en dat is zeker ook zo, maar de wezenlijke identiteit van het werk vind je niet in die kunstzinnige referenties terug, maar in jezelf. Het karakter van de schilderijen openbaart zich in de uitbreiding van het kijken die je in de beschouwing van dit werk ervaart: het kijken wordt een vorm van denken die niets met redelijk redeneren te maken heeft, maar een uiting is van gevoelsmatig ondergaan.
Martha Scheeren heeft veel schilderijen gemaakt waarin ze de stoffelijkheid van de ondergrond met zand en stenen reliëf heeft gegeven. Daardoor krijgt de verf die ze erop aanbrengt een dieptewerking. Opnieuw is er stilistisch verwarring; je bent geneigd deze schilderijen als ‘materiekunst’ te bekijken. Je zoekt naar verwijzingen als het werk van Antoni Tàpies, Anselm Kiefer of de ‘spons’schilderijen van Yves Klein of hier in Nederland het werk van Jaap Wagemaker en Wim de Haan. Je bent dan meteen verloren, want er is nauwelijks inhoudelijke verwantschap. Ondanks de zanderige en stenige onderlaag betreft het hier geen constructies in grond, as of andere aardse substanties. Martha Scheeren bewerkstelligt met die materialiteit vooral een ruimtelijke kleursensatie. Schilderen is voor haar de realisatie van een kleurbeleving die in lichte ruimtelijkheid wordt ervaren. Ze wijst erop dat in het Duits ‘Farbe’ zowel ‘kleur’ als ‘verf’ is en dat het samenvallen van die twee betekenissen in haar schilderijen tot uiting worden gebracht.
Van jongs af aan heeft Martha Scheeren geschilderd. De eerste keer dat ze als jong meisje olieverf kreeg, probeerde ze onmiddellijk op een paneeltje uit wat de verschillende kleuren deden. Het was meteen een echte Martha Scheeren. Ze wilde weten wat ze ermee kon. Dat gold ook voor andere interesses die ze ontwikkelde, zoals de muziek. Ze wilde op den duur toch weten wat er daar voor haar was weggelegd en ze begon op haar 18de met vioolspelen.
Steeds brengt ze iets binnen haar bereik waar ze niet bij kan. Het mag dan buiten haar liggen, desondanks strekt ze zich ernaar uit.
Ze werd tussen 1976-1981 als schilder opgeleid aan de Stadacademie voor Beeldende Kunsten in Maastricht waar ze in 1984 ook nog haar eerstegraads docentenbevoegdheid Tekenen en Kunstgeschiedenis behaalde. Die traditionele, degelijke ambachtelijke opleiding en de verdieping in theoretische en historische achtergronden van de kunst heeft haar tot een zelfbewuste professionele en succesvolle kunstenaar gemaakt die nooit genoegen neemt met wat ze al heeft gedaan. Ieder schilderij veroorzaakt de noodzaak om een ander schilderij te maken. Bij ieder nieuw werk verschuift de zin van het schilderij, verandert de bedoeling en wijzigt de opzet. Ze heeft een tijd lang eindeloos geschoven met houten kleurpanelen in tinten die tegen elkaar aan hingen, die ze doorbrak met tegenhangende schakeringen, een balans vindend zelfs tussen vloekende kleuren. Ze ontwikkelde een werkwijze van de paradoxaal aandoende ‘uitbreiding van haar beperkingen’; ze kon steeds meer met steeds minder. Momenteel zijn haar kleuren vooral uitersten van rood, blauw, geel, oranje en groen, waar ze eerder allerlei subtiele nuances naast elkaar plaatste. Daardoor is haar werk confronterender geworden. Je moet je er als kijker tegenover stellen en een positie innemen, waar je in haar oudere werk situationeel werd opgenomen in en omringd door de schilderijen. Destijds gebruikte ze ook verf op basis van bijenwas waardoor de kleurintensiteit enigszins beperkt was; nu werkt ze met acryl, soms opgeladen met pigmenten die een fluorescerende helderheid hebben waardoor er sprake is van overstraling. Door bijvoorbeeld een laag magenta over ultramarijn aan te brengen ontstaat een gloeiend violet. Om specifieke kleurgradaties te bereiken, voegt ze matteringsmiddel aan de verf toe.
Hoe atmosferisch de schilderijen van Martha Scheeren ook zijn, ze hebben altijd een onder- en een bovenkant. Je kunt ze niet ongestraft omdraaien. De zwaartekracht heeft altijd een functie in het schilderij. Er stijgt iets uit op. In die trilling van kleurwarmte, een zindering van energie, herken je de verbeelding waarmee ze uitdrukking geeft aan wie ze is. In ieder schilderij laat ze dat los, zodat het werk een urgentie vindt in zichzelf.
Alex de Vries 2015