Over Yvonne Mostard, door Ge van Steenbergen
Ze zou graag willen weten hoe die
lust te verwoorden deze verstrijkende tijd
tegen zich aan te houden, gezicht
tegen gezicht, lichaam tegen lichaam, dicht
tegen elkaar. Ze zegt dat ze praat
over die tijd tussen de dingen, tussen de
mensen, die welke andere mensen
weggooien, die van geen belang voor hen
is, voor hen…
(Marguerite Duras, Zwart haar blauwe ogen, pag. 54)
Het is oppassen met de beelden van Yvonne Mostard. Op het eerste gezicht, dan vooral, verleiden ze tot barokke woorden en grote verhalen. Ze laten je naar zulke woorden zoeken, boeken erbij halen, muziek beluisteren, gedichten lezen. Eigenlijk moest je over haar in het Duits schrijven. In de taal van humanistische denkers en romantische dichters. Woorden gebruiken als Sehnsucht, Vergangenheit, Empfindlichkeit. Dat soort. Beladen termen die suggereren, oproepen, broeierig blijven hangen, die zwaar zijn en tegelijk zweven. Waar je niet goed raad mee weet omdat ze niet zo precies zijn als ze willen lijken, die aan het denken eerder een vage richting geven dan dat ze iets zeggen over een doel. Zo’n tekst kan goed. Omdat hij aansluit op het doen en laten van Mostard wanneer ze Rilke citeert of de titel ‘In Thautropfen will Ich hinuntersinken und mit der Asche mich vermischen’ aan Novalis ontleent of een verlangen kenbaar maakt met de verzuchting ‘Ach wie wollt ich lustig fliegen’.
Maar zo’n tekst zou overdreven worden, niet fijnmazig genoeg, en maar één kant belichten. Want de beelden staan er vaak zo gewoon bij dat er nog iets anders moet meetellen. Iets dat zo subtiel is als ‘het tere weefsel van stemmingen, opwellingen, mijmeringen, fragmentarische melodieën, schimmige visuele beelden…halfvergeten gebeurtenissen…die bij voortduring, ook al letten we er niet op, ook al houden we ons met heel iets anders bezig, onze ziel vervullen’ waar Campert het over heeft. (Hij las het bij Vestdijk). En terwijl deze opmerking misschien net zomin exact is, geeft hij in elk geval de lichtvoetigheid weer van een beeld als ‘Les très-riches heures’, de humor van ‘Mantel der liefde’ of de eenvoud van ‘Zegepalm’.
Wie de werkaantekeningen van Yvonne Mostard inziet, zal licht en zwaar aantreffen in opmerkingen, citaten, gedichten en fragmenten, veel serieusheid en een tikkeltje humor. Men vindt er een geleerde verhandeling over hoe een gedicht gelezen dient te worden naast bespiegelingen over hoe men in het leven kan staan. Of tegenover de dood. Tranen gaan niet alleen over verdriet en verlies, ze vormen ook lenzen waardoor men een andere kijk op de dingen krijgt die bijvoorbeeld zielen aan elkaar verbindt. De notities komen uit alle hoeken van de Europese cultuur en er is veel bij van ‘vroeger’, geschiedenissen die we kunnen kennen en veelal wilden vergeten of achteloos terzijde hebben geschoven omdat ze niet van waarde leken. Maar voor alles gaan haar teksten over gevoelens. Die komen voortdurend uitvoerig aan bod. Voor Yvonne Mostard is een emotie niet een vrijblijvend, toevallig optredend begeleidend verschijnsel. Het is de wezenlijke en actieve tegenspeler in zaken van leven en dood, liefde, intimiteit, vergetelheid, verborgenheid en vrouwzijn. Daar heeft ze het aldoor over. En dat de door haar gebruikte citaten ouderwets, versleten of sentimenteel zijn doet er niet toe. Mostard brengt ze terug in de actualiteit, in haar hier en nu. Ze bestudeert en reanimeert ze, eigent ze zich toe, maakt er een eigen verhaal van en bewerkt dat tot een eigentijdse autobiografie die met elk nieuw beeld omvangrijker wordt.
‘Net als mijn thematiek gaat mijn werkproces buiten de uiterlijke actualiteit om en onttrek ik mij bewust aan ons tijdperk van automatisering en snelle processen’ schrijft Mostard over zichzelf. Daarmee zegt ze terecht niets over de werking en waarde van haar kunst. Dat kan ze ook niet want daar gaat ze niet over. Dat maken de kijkers uit. En die vinden misschien, samen met Susan Sontag, (te lezen in ‘Bernard Frize’, tekst Dominic van den Boogerd) dat haar ‘kunst…leidt…tot een soort meningsvorming vanuit een staat van geboeidheid waaruit je je niet kunt losmaken’ die voert tot een ‘stijl van weten’. En al denkt ze dat ze zich uit deze tijd terugtrekt dan nog levert ze heel wat aan meningsvorming en stijl van weten die nu nodig zijn. Dat is de verdienste van haar bezig zijn. En de waarde van haar kunst.
Ge van Steenbergen